Landmeten behoort tot één van de oudste beroepen ter wereld. Het is een beroep dat doorheen de tijd, een steeds belangrijkere maatschappelijke rol heeft gekregen.

Oude Beschavingen

De oudste tastbare bewijzen van landmeetkundige activiteiten gaan terug tot bij de Egyptenaren ca. 3000 v.C., denk maar aan de indrukwekkende piramides en tempels, die tot vandaag bewaard zijn gebleven, waar het precisiewerk van de landmeter aan de basis van ligt. Ook kenden ze in die tijd al een systeem van waterpassing.  Bij andere oude beschavingen zoals in het Oude Babylonië, India en China werden al landmeetkundige technieken toegepast.
De Oude Grieken verfijnden de Egyptische en Aziatische technieken en ze werden aangevuld met nieuwe technieken. Ze worden beschouwd als grondleggers van de geometrie en trigonometrie. Zo hadden ze al een toestel om met grote precisie hoeken te meten ( voorloper van de theodoliet)

Romeinen en de Middeleeuwen

De Romeinen bouwden verder op het Griekse landmeten en landmeter werd een officieel beroep. Landmeten werd er vooral aangewend in het kader van civiele( burgerlijke) en militaire werken. Indrukwekkende bouwwerken zoals aqua-en viaducten tonen aan dat de landmeetkundige technieken al van een hoog niveau waren. Na de val van het Romeinse rijk ( 476 n. C) werd wetenschappelijke ontwikkeling door de Kerk tegengehouden. Hierdoor ging het wetenschappelijke niveau uit de klassieke oudheid grotendeels verloren. In West-Europa evolueerde het landmeten gedurende een 1000 jaar niet echt en werd er geteerd op de technieken uit de oudheid. Het meest vernieuwende meetinstrument uit de middeleeuwen was het winkelkruis, waarmee men snel en efficiënt een rechte mee kon uitzetten.

Periode van de Renaissance

In de periode van de Renaissance werd in West-Europa wetenschappelijke kennis uit de Klassieke Oudheid herontdekt. Het is de tijd van de grote ontdekkingsreizen en daardoor werd cartografie en landmeten steeds belangrijker. Het planchet ( een tekentafel op een statief met een los vizierliniaal) werd gebruikt voor de terreinmeting en het tekenwerk. Het was lange tijd het instrument voor het in kaart brengen van topografische kaarten. Andere uitvindingen uit die tijd zijn de meetketting ( voorloper van de meetband), de eerste driepikkels en toestellen om horizontale hoeken te meten.

17de-18de Eeuw

In de 17de-18de eeuw worden landmeetinstrumenten steeds uitgebreider en preciezer, het is de tijd naar meer professionalisering van de landmeters zelf. Grootschalige detailkartering vormt een echte stimulans voor de landmeetkunde. De uitvinding van de telescoop en de micrometer en het aanbrengen van kruisdraden op de telescoop doet zijn intrede in de landmeetkunde. Optische meetinstrumenten werden steeds belangrijker. De eerste waterpastoestellen voor hoogtemeting met kijker dateren uit deze periode. Andere belangrijke uitvindingen uit deze tijd zijn o.a. de eerste theodoliet met kijker, de luchtbelwaterpas ( waarmee uiteindelijk alle toestellen perfect waterpas kunnen opgesteld worden), de schroefmicrometer, die preciezere afstellingen van de toestellen toeliet.

19de Eeuw

Vanaf de 19de eeuw neemt het belang van landmeetkunde nog verder toe. De nood aan grootschalige kaarten en precieze locatie van land- en eigendomsgrenzen, kanalen, wegen en spoorwegen nam toe. Het Kadaster was een feit. De technologische ontwikkelingen uit de 17de en 18de eeuw leverden de 19de eeuwse landmeter een uitgebreid gamma aan landmeettoestellen op. Toestellen worden steeds verder verfijnd en preciezer en moeten aan steeds hogere eisen van de tijd voldoen, o.a. voor het bepalen van trajecten van spoorwegen, snelwegen en kanalen. Deze “traditionele” meettoestellen, theodolieten, waterpastoestellen en meetbanden bleven tot de jaren 1960-1970 de meettoestellen bij uitstek.

Sinds de jaren 1970

Sinds de jaren 1970 kregen de toestellen een enorme boost op het vlak van precisie en gebruiksgemak dankzij de ontwikkeling van de elektronica en de computer Aanvankelijk werden deze nieuwigheden toegevoegd aan traditionele toestellen waardoor metingen vlugger en preciezer verliepen, maar de verwerking en het tekenen van de plannen gebeurde nog met de hand.

1980

Het is pas vanaf de jaren 1980 dat de verwerking van de meetgegevens meer geautomatiseerd kon worden. Specifieke softwarepakketten en tekenprogramma’s worden aangewend voor het tekenen van de plannen. Vanaf de jaren 1990 kwamen theodolieten op de markt die rechtstreeks op de computer werden aangesloten. Positiebepalingen via GNSS(Global Navigation Satellite System) werd mogelijk.

Laatste 20 Jaar 

De laatste 20 jaar evolueerden meettoestellen alsmaar verder zoals het elektronische totaalstation, one-man station, GPS ontvangers, 3D-scanners en drones deden hun intrede.